Waar ik mij aan erger in Vlaamse kranten?, wou een vriend onlangs weten. Ik heb er een tijdje over nagedacht, een lijstje gemaakt, en dat dan getrimd tot de volgende vijf punten (willekeurige volgorde). Voor alle duidelijkheid: ik heb ongetwijfeld ook tegen enkele ervan gezondigd.
1) Onuitstaanbare clichés. De eerste die het gebruikte was origineel, de duizenden erna lang niet meer. Of geniet u echt nog van uitdrukkingen als ‘de stekker er uit trekken’, de ‘moeder aller verkiezingen’ (zoals we er trouwens om de zoveel jaar een hebben) of ‘de crisis is terug van nooit weggeweest’?
2) Een mooie metafoor helemaal afjakkeren. Adam Zamoyski, de auteur van deze uitstekende biografie van Chopin, merkte op dat de schrijfster George Sand (Chopins partner) hier sterk aan leed. ‘When George Sand hit upon a convenient metaphor she would labour it to death, one of the failings of her prose.’ Dat is in veel kranten niet anders.
3) Egocentrisme. Dat iemand in een interview opmerkt dat dat de interviewer een terechte bedenking maakt, of hem/haar een compliment geeft voor zijn/haar vakkennis, moet niet in het artikel belanden. Denk bijvoorbeeld aan ‘Dat heb je goed opgemerkt’, ‘Ik zal u niet in de luren kunnen leggen’ of ‘Dat weten u en ik, maar niet de man in de straat’. De ergste daarvan komen overigens niet van een krant, maar wel van een weekblad, dat er in slaagt om halve of volledige laudatio’s over zichzelf te laten uitspreken
– I: ‘In een obscure bootleg van begin jaren 70 speelt u samen met [naam lang vergeten basgitarist]…’
– GI: ‘Nee! Je meent het niet dat je die tape gehoord hebt? Die opname is praktisch onvindbaar!’
– I: ‘We nemen ons werk heel serieus.’
– GI: ‘Ik ben onder de indruk, [voornaam van de journalist die je in zijn volledigheid onderaan het artikel terugvindt]. Niemand van je collega’s weet zelfs van het bestaan van die tapes.’
– ‘Dank u, maar terug naar de vraag. Op die bootleg…’
De lezer heeft geen fluit aan die onanie (met excuus voor de flauwe woordspeling).
4) Cheap shots. Dan denk ik vooral aan interviews met daarnaast een ‘mening van deze krant’ waarin de journalist(e) die het interview heeft gedaan, de geïnterviewde ‘vakkundig’ gaat neersabelen. Dat is goedkoop. Als het punt dat bekritiseerd wordt niet uit het gesprek naar voor is gekomen, of voor zichzelf spreekt, is het een slecht interview. Het is bovendien respectloos voor de geïnterviewde die geen kans krijgt tot weerwoord.
5) Politique politicienne. Hoeveel wordt er niet over politiek geschreven als een steekspel in plaats van over de doelstellingen van wetgevend en uitvoerend werk? Tel maar eens het aantal stukken dat dagelijks in de krant staat over de zoveelste pietluttige taalrel, de zoveelste keer dat Kris Peeters iets (wat dan ook, het lijkt dikwijls echt niets niets niets uit te maken) aan te kondigen heeft, Bart De Wever die iets (maar dan ook echt iets iets iets) heeft gezegd over iets (jawel, iets iets iets, wat dan ook). En dan verbazen veel politieke journalisten er zich over dat er al sinds november vorig jaar de facto gestopt is met besturen en begonnen is met campagnevoeren.
Voila. Wie iets wil opmerken of aanvullen, kan terecht in de commentaarsectie.