Als ik ‘de overkant’ hoor, moet ik altijd spontaan denken aan Veerpont van de legendarische Doctorandus P. Daarin zit een mooie sneer naar het economenvak:
Als de pont zo lang was als de breedte van de stroom
dan kon hij blijven liggen, zei me laatst een econoom.
Maar dat zou dan weer lastig zijn voor het rivierverkeer.
Zodoende is de pont dus kort en gaat hij heen en weer.
Zo ook bij het lezen Met dank aan de overkant, een bijdrage van Vincent Scheltiens in de jongste editie van De Witte Raaf. Best wel interessante lectuur over de historische verhoudingen tussen de Frans- en Nederlandstaligen in ons Belgenland.
Een mooie zin daaruit die ik onthoud, is:
‘Waar [in begin jaren 1960] in de Franstalige kritieken Vlamingen werden afgeschilderd als verstoorders van het Belgische evenwicht, werden – andersom – Walen én Franstaligen gerepresenteerd als bestendigers van het Belgische onevenwicht.’
Zoveel is er sindsdien eigenlijk niet veranderd. In het liedje van Doctorandus P zit met een beetje verbeelding een oproep tot meer wederzijds begrip:
De oever waar we niet zijn, noemen wij de overkant.
Die wordt dan deze kant zodra we daar zijn aangeland.
En dit heet dan de overkant, onthoudt u dat dus goed,
want dit is van belang als u oversteken moet.