Concrete namen wilden ze niet noemen – wat ook de reden is waarom hun onderzoek niet door de media is opgepikt – maar uit een recente studie van economen verbonden aan De Nederlandsche Bank blijkt wel degelijk dat landen met een te groot begrotingstekort hun cijfers rooskleuriger voorstellen om een boete van Europa te vermijden.
Drie statistici gaan op jacht. De eerste ziet een everzwijn, legt aan en schiet er vijf meter naast. Meteen daarna mist nummer twee vijf meter aan de andere kant. De derde laat zijn geweer vallen, gooit zijn armen in de lucht en juicht: “Ja, raak!”.
Dit grapje illustreert dat de statistische waarheid niet altijd absoluut is. De groei van de Belgische economie varieert bijvoorbeeld afhankelijk van de bron: OESO, IMF, Federaal Planbureau, Eurostat,… Nochtans kan een economie maar met één cijfer groeien of krimpen. Maar hetwelke? Nergens is dat vraagstuk groter dan bij begrotingscijfers. Logisch ook in deze budgettair penibele tijden. Als eurolanden een tekort van meer dan 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) hebben, komen ze op het Europese strafbankje te zitten.
Nu zijn er in Europa tijden geweest dat het niet zó uitmaakte hoe diep een land in het rood ging. In de aanloop naar de start van de eurozone in 1999 moesten de toekomstige eurolanden bijvoorbeeld ook al onder de 3 procent blijven. Verschillende van hen bleken daarbij niet vies van wat creatief boekhouden. Belastinginkomsten werden overschat en bepaalde uitgaven niet geboekt. Ook opbrengsten van geplande besparingen belandden in de begroting, al kwam van sommige later nooit iets in huis. En dan nog waren er landen die de 3 procent niet haalden. Op Griekenland na werden ze evenwel allemaal gedelibereerd. Ook later namen de eurolanden het niet zo nauw met de regels van het Groei- en Stabiliteitspact. In 2003 en 2004 lapten de drie grootste economieën van de eurozone – Duitsland, Frankrijk en Italië – die schijnbaar achteloos aan hun laars.
Sinds de grote schuldencrisis kan de Europese Commissie in tegenstelling tot vroeger echter niet alleen blaffen, maar ook bijten. Onder meer Frankrijk, met een begrotingstekort van 4,4 procent royaal gebuisd, kijkt daardoor in maart aan tegen een boete van 4,2 miljard euro. Die bijtkracht van de Commissie geeft een groot gewicht aan haar halfjaarlijkse prognoses voor de begrotingssaldi van de lidstaten. Daar toetst ze immers de stabiliteitsprogramma’s van eurolanden aan af. Die geven aan welk traject wordt gevolgd om weer aan te kunnen knopen met een evenwicht.
‘Opmerkelijk genoeg is er ondanks het belang van de 3 procentgrens amper onderzoek gebeurd naar de betrouwbaarheid van die prognoses’, merken Niels Gilbert en Jasper de Jong op. Met hun nieuwe studie springen de twee economen verbonden aan De Nederlandsche Bank in dat gat. Daaruit blijkt dat er reden tot ongerustheid is. De Commissie baseert zich – onder meer door een gebrek aan statistische mankracht – immers grotendeels op cijfers die de lidstaten zelf verschaffen. Over de periode 2001-2012 schatte ze mede daardoor de begrotingscijfers van de eurolanden jaarlijks met gemiddeld 0,4 procent van het bbp verkeerd in, al speelde daarbij ook de dieper dan verwachte crisis een rol. De grootste uitschieters zijn voor rekening van Griekenland en Ierland.

Gemiddelde vergissing, 2001-2012, in % van het bbp
Landen die verwachten over het tekort van 3 procent heen te gaan, hebben een prikkel om optimistischere cijfers door te geven over hun begroting dan de landen die zich geen zorgen hoeven te maken. Door onder die magische grens te blijven, kunnen ze een procedure wegens excessief begrotingstekort vermijden. Zij die daar al in beland zijn, proberen dan weer om de situatie rooskleuriger voor te stellen om goodwill te creëren.
Namen willen de onderzoekers niet noemen. Een land zou wel eens heel voorzichtig kunnen zijn maar om een of andere reden in hun data toch in de ‘foute’ groep terechtkomen en zo onterecht weggezet worden als fraudeur. Dat neemt niet weg dat het fraude-effect voor de volledige groep wel opgaat, legt Gilbert uit. ‘Doordat we ons patroon over vele observaties waarnemen, kunnen we zeggen dat het statistisch gezien bestaat.’
De gevonden resultaten suggereren dat het heel belangrijk is om de ramingen van landen die problemen hebben met de 3 procentgrens extra goed in de gaten te houden, zegt de Nederlander. Dan springen meteen landen als Frankrijk en Italië in het oog.
Hoe kan de Commissie dan ‘echtere’ cijfers krijgen? ‘Ons onderzoek suggereert dat landen waar een onafhankelijke begrotingscommissie de macro-economische en begrotingsvooruitzichten voorbereidt minder last hebben van overoptimisme’, aldus Gilbert. ‘Anderzijds is het ook waarschijnlijker dat net de landen die budgettaire discipline belangrijk vinden een dergelijke commissie geïnstalleerd hebben.’
Nergens in Europa is de vergissingsmarge voor de ramingen overigens kleiner dan in Nederland, waar het onafhankelijk Centraal Planbureau verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de statistieken. In België is dat het Federaal Planbureau.