Vorig jaar kwam bij de tentoonstelling Love Letters in War and Peace in het Museum voor Schone Kunsten in Gent een knappe catalogus. Daarin vond ik deze afbeelding van het schilderij The Sons of God Saw the Daughters of Men that They Were Fair van de Brit Maurice Greiffenhagen.
De titel van het werk is een verwijzing naar een vers uit Genesis, het eerste boek van de Hebreeuwse Bijbel, meer bepaald Genesis 6:2 uit het stuk dat gaat over de zondvloed:
De zonen van de goden zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren, en ze kozen uit hen de vrouwen die ze maar wilden.
Enkele verzen verder staat het opvallende Genesis 6:4
In die tijd en ook daarna nog, zolang de zonen van de goden gemeenschap hadden met de dochters van de mensen en kinderen bij hen kregen, leefden de giganten op aarde. Dat zijn de befaamde helden uit het verre verleden.
Het era eindigde met de zondvloed en het uitvaren van Noah en zijn ark. Bovenstaande verzen deden mij op hun beurt denken aan deze passus van de Indiase poëet Rabindranath Tagore, in 1913 laureaat van de Nobelprijs Literatuur:
In vroegere tijden daalden goden, verliefd op sterfelijke vrouwen, uit de hemel neer. Helaas, in deze verloederde dagen zijn de goden seniel. En kunnen vrouwen enkel nog een beroep doen op sterfelijke mannen.
Wie treurt nog om de oude goden? Ik in elk geval niet. 🙂