‘Onze samenwerking is een oefening in wederzijds huwelijksbedrog’

Het gaat snel. Vandaag is het al aan de derde en laatste aflevering van mijn reeks over de versnippering van het landschap van de werkgeversorganisaties in Trends (hier meer over deel één en twee).

Deze laatste aflevering legt de rivaliteit en vrijages bloot tussen de grote werkgeverskoepels. Communautaire scherpslijpers zullen bijvoorbeeld met verbazing vernemen dat er in 2009 in het grootste geheim gesprekken waren tussen het VBO en Voka om verregaand samen te werken. Onder de codenaam ‘Unitis’ maakte de toenmalige VBO-chef Rudi Thomaes een ouverture naar de toenmalige Voka-voorzitter Luc De Bruyckere en diens toenmalige CEO Philippe Muyters, en UWE-baas Vincent Reuter, om de studiediensten en de backoffice van de werkgeversorganisaties samen te voegen. ‘De droom was om één grote werkgeversorganisatie te maken met een studiedienst waarin mensen afhankelijk van hun competentiedomein bezig zijn met federale of regionale materies’, legt De Bruyckere uit.

Waarom dat niet gelukt is, leest u in het artikel. Al zit er natuurlijk al een hint in de titel.

Aan het eind van deze reeks belanden we terug bij de vraag waarmee we gestart zijn: is het werkgeverslandschap te versnipperd? Op financieel vlak lijken er in elk geval weinig problemen te zijn, zo leert ons onderzoek.

Maar is dat wel de juiste vraag? Ondernemingen betalen lidgeld in ruil voor een goede dienstverlening, en het is maar zeer de vraag in welke mate zij daarbij geholpen worden door de spreekwoordelijke man en een paardenkop die hun federatie tewerkstelt. Onze schatting leert dat liefst 129 federaties die erkend zijn als partner in het sociaal overleg minder dan vijf werknemers tellen.

Schaalvergroting hoeft geen vies woord te zijn als de opslorpende of samenwerkende federaties er in slagen om de stem van de KMO’s voldoende te laten weerklinken. Dat blijkt vandaag een ernstig probleem. De grote leden betalen buitenproportioneel veel lidgeld, en hebben daarmee een grote impact op de koers en de beslissingen van de federatie waar ze bij aangesloten zijn. ‘Als je als relatief klein bedrijf bij chemiefederatie Essenscia je zaak wil bepleiten, maar chemiereus BASF is tegen, dan moet je er niet eens aan beginnen’, illustreert een insider.

Op federaal en regionaal vlak zijn de uitdagingen niet minder groot. De wil is er wel, maar die wordt ruimschoots overschaduwd door het huizenhoog wederzijds wantrouwen. De werkgeversorganisaties lijken zich blind te staren op het ‘zero sum game’-idee, waarbij wat de ene wint ten koste gaat van wat de ander verliest, eerder dan in het belang te denken van de ondernemingen die zij geacht worden te dienen.

Wat vinden de vakbonden tot slot van die verspreide slagorde aan werkgeverskant? Is dat een troef voor hen? ‘Ik geloof daar niet in’, zegt Rudy De Leeuw, voorzitter van de socialistische vakbond ABVV. ‘Aan werkgeverskant leidt het soms tot een onderling opbod waardoor we als vakbond niet meer weten tot wie we ons moeten richten. Het sociaal overleg is gebaat bij een goede en sterk ingevulde vertegenwoordiging. Sterke partners maken sterke afspraken.’

Deze reeks kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s