De titel van deze blogpost verwijst naar het economisch weekboek dat vandaag in De Tijd staat. Onder de titel De auto is niet van de baan legt Stefaan Michielsen uit waarom de auto in de toekomst volgens hem een nóg grotere rol in de mobiliteit zal spelen. Dat is nochtans niet evident, stipt hij aan. ‘De verkeerscongestie in ons land is een majeur probleem.’
Michielsen merkt op dat fiscaal beleid er niet in slaagt om de fileproblematiek te tackelen. Hij verwijst daarmee naar de kostenverhogende kant – hogere accijnzen op benzine en diesel – maar negeert de kostenverlagende factor die een, volgens mij, veel grotere impact heeft, namelijk de bedrijfswagens.
De ‘auto van de baas’ dus. Daarvan reden er in België in 2014 liefst 650.000 rond. Uit cijfers van adviesbureau Hay Group blijkt dat 50 procent van de ‘junior professionals’ in België recht heeft op een auto van de zaak. In de buurlanden ligt dat tussen 0 en 16 procent. Gemiddeld betaalt een werknemer een maandelijkse bijdrage van 121 euro voor die bedrijfswagen.
De fiscale kostprijs daarvan is enorm. Uit onderzoek van de OESO blijkt dat nergens ter wereld de subsidies voor bedrijfswagens zo hoog liggen als in België. Ons land komt uit op 230 euro subsidie per bedrijfswagen per maand.
Zeggen dat ‘de files bestrijden via prijsprikkels niet lijkt te lukken’, is daarom te kort door de bocht omdat ze op dit ogenblik net aangemoedigd worden door prijsprikkels. De subsidies wegnemen zal ongetwijfeld de appetijt voor wagens verminderen.
De sociale partners en politici moeten durven raken aan het systeem van de bedrijfswagens omdat dit op zoveel vlakken fout zit. Het schakelt prijsprikkels uit waarmee de overheid het rijgedrag probeert te sturen (bijvoorbeeld via tankkaarten), zorgt voor meer milieuvervuiling, en verhindert de optimale allocatie van middelen (veel werknemers met een bedrijfswagen zouden ongetwijfeld een equivalent loon verkiezen dat ze naar eigen wens kunnen besteden).
‘Ik zou wel het nettoloon nemen, mocht dat mogelijk zijn’, zucht een vriend met een bedrijfswagen. ‘Nu word ik betaald met lederen zetels, panoramisch dak en poepverwarming. That’s crazy. Voor dat geld regel ik mijn gezinsvervoer beter en efficiënter, en hou ik bovendien nog een hoop over.’
De bestaansreden van de het systeem van de bedrijfswagens is welbekend: de veel te hoge (para)fiscale lasten op arbeid. In essentie wil de werkgever zijn werknemer bijkomend kunnen belonen op een manier dat die laatste voelt zonder dat het bij die eerste snijdt. De kloof tussen de loonkost en het loon is in België blijkbaar zo groot dat dit zonder ersatzoplossingen als bedrijfswagens (maar ook die vermaledijde maaltijdcheques) niet lukt.
De ‘wenselijkheid’ van de bedrijfswagen in de garage van het loongebouw hoort dus bij een grotere, structurele discussie. Eén die de betrokken partners duidelijk nog niet bereid zijn om te voeren. Ik vrees dat het dus nog lang wachten is tot de bedrijfswagen van de baan is…