Het Europees monetair beleid verliest zijn geloofwaardigheid omdat het een chronisch politiek probleem probeert op te lossen met steeds meer, en steeds goedkoper geld.
[Opiniestuk verschenen op De Tijd]
‘We lopen het gevaar het monetair beleid een belangrijkere rol toe te dichten dan het werkelijk heeft, en er meer van te verwachten dan het kan bereiken’, schreef Milton Friedman in 1968.
Bij monetair beleid past bescheidenheid, stelde de vader van het monetarisme. ‘Het kan voorkomen dat geld zelf een enorme bron van economische problemen wordt. Als dat als een negatieve omschrijving klinkt – vermijd grote fouten – dan is het omdat dat ook voornamelijk zo is.’
Het is een waarschuwing die de bestuurders van de Europese Centrale Bank (ECB) volledig overboord hebben gegooid. Ze zijn jaren geleden noodgedwongen begonnen aan een tocht door onverkende gebieden. Door de financiële crisis, en vooral de eurocrisis, zijn de heilig gewaande principes van Walter Bagehot genadeloos op de schop gegaan. De invloedrijke 19de-eeuwse journalist, jurist en staatsman legde in 1873 drie basisprincipes vast waaraan een kredietverschaffer van de laatste toevlucht moet voldoen: leen voluit, tegen een strafrente en tegen een onderpand van onberispelijke kwaliteit.
De ECB deed op termijn enkel nog het eerste. Maar terwijl dat haar vergeven kan worden in tijden van existentiële crisis – om het monetair beleid van een eurozone te voeren moet er natuurlijk wel nog een eurozone zijn – gaat het nu om wanhopige maatregelen om een chronische, in plaats van een acute crisis aan te pakken.
De laatste daarvan is dat de ECB haar belangrijkste rentetarief verlaagt tot 0 procent, en dat de depositorente (de vergoeding die banken krijgen om hun overschotten voor de nacht in Frankfurt te stallen) daalt tot -0,4 procent.
Eens te meer ongezien, en eens te meer forser dan verwacht, zowat het keurmerk van voorzitter Mario Draghi. Ook typisch: vandaag zijn de beurzen laaiend enthousiast, morgen vinden ze het nog net genoeg, en overmorgen eisen ze meer.
Wie gelooft nog dat Draghi en co met hun financiële alchemie de economie en de inflatie op gang kunnen trekken? Ze duwen aan een touwtje, zij het steeds wanhopiger, en steeds harder.
Bedrijven hongeren niet naar kredieten. Ze zitten op een berg cash, getuige ook de massale inkoop van eigen aandelen door beursgenoteerde bedrijven. Grote bedrijven geven langs de banken om spotgoedkoop schuldpapier uit, vooral om zich te herfinancieren, minder om te investeren. Daarin worden ze nu trouwens verder geholpen door de ECB, dat die obligaties gaat opkopen en zo die financiering nóg goedkoper maakt.
De rente is nu al extreem laag: het rendement op tienjarig schuldpapier van AB InBev is bijvoorbeeld 1,4 procent, dat op Solvay 2,4 procent. Als bedrijven bij dat soort bodemtarieven niet investeren, gaan ze het ook niet doen als de rente nóg wat meer zakt.
De ironie is dat wie de hijgerige Twitter-commentaren volgde, zag hoe happig Europese politici waren om hun mening te ventileren over het monetair beleid van de ECB. Ironisch, want het is net van die politici dat we meer mogen verwachten.
Andere beleidsdomeinen moeten namelijk ook hun taak doen, gaf Draghi terecht aan. Het gaat dan om structurele hervormingen die de productiviteit verhogen, het ondernemersklimaat verbeteren en infrastructuurinvesteringen stimuleren. Allemaal vlakken waarop er nog zoveel kan gebeuren.
Ik pik er even de achterblijvende infrastructuurinvesteringen uit. Daarbij wordt vaak verwezen naar de Europese eis dat de lidstaten hun begrotingstekort onder controle houden. Een land als Duitsland heeft echter nog meer dan genoeg budgettaire marge, en een grote nood aan dergelijke investeringen, maar het weigert dat principieel te doen in een bizarre wedstrijd tegen God-weet-wie om heiliger te zijn dan de paus.
Voor de landen die weinig budgettaire marge hebben, is er dan weer het probleem dat overheden nieuwe investeringen meteen volledig in de boeken moeten opnemen en die dus niet meer mogen uitsmeren in de tijd. Dat zet een rem op de budgettaire mogelijkheden om de economie te ondersteunen.
De Europese Unie zou die begrotingsregels niet alleen op dat vlak moeten herzien. Mochten die regels toestaan dat overheden opbrengsten van structurele maatregelen zoals het verhogen van de pensioenleeftijd deels kunnen verdisconteren (wat betekent dat latere besparingen kunnen doorgerekend worden naar de huidige financiën), kan ook dat bijdragen aan het oplossen van de impasse.
Hoe verfrissend zou het tot slot zijn mocht een Europese top eens gaan over dergelijke groeibevorderende maatregelen? En hoe fijn zou het zijn mocht de Europese Commissie eens met een ambitieuze groeiagenda naar buiten komen, in plaats van met het halfslachtige papwerk dat voorzitter Jean-Claude Juncker voorlopig klaargekauwd krijgt?
Of naar analogie met Friedman: we lopen het gevaar het politiek beleid een minder belangrijke rol toe te dichten dan het werkelijk heeft, en er minder van te verwachten dan het kan bereiken.