Schrijven over Jean-Marie Bytebier gaat ongeveer even vlot als Jean-Marie Bytebier die praat over zijn schilderijen: bijzonder moeizaam.
De tentoonstelling AB.ad in het Museum van Elsene (die nog loopt tot eind mei) opent met een video waarin de kunstenaar probeert uit te leggen aan zijn interviewer waar zijn werk om draait. Het aantal zinnen dat de Vlaming grammaticaal min of meer correct afwerkt zijn op één hand te tellen.
Bytebier springt dan maar recht, haalt buiten beeld drie verschillende penselen, knielt neer bij een schilderij en strijkt met de droge haren over het canvas. ‘Kijk, zo doe ik dat.’ Hij heeft het nog over de hardheid, en de stand van de haren. Je wordt er geen snars wijzer van.
Schrijven over Bytebier gaat dus even gruwelijk. Zijn schilderijen zijn natuurgezichten, tot zover alles goed. Maar dan. Ze zijn melancholisch en trekken je erin, zijn afstandelijk en duwen je er uit. Ze zijn arm aan detail en rijk aan schakeringen. Maar wat zegt dat?
En dan zie je dat ene schilderij, waarin alles wat je wil zeggen klopt. Het is een half canvas, maar het is het helemaal. Voor een krant vraag je dan gewoon: kan voor deze ene keer de tekst wat korter, en de foto iets groter?