Britten zijn broodnodig in de EU

Dit opiniestuk verscheen eerder op tijd.be

Op 23 juni trekken de Britten naar de stembus om te beslissen of ze al dan niet in de Europese Unie willen blijven. Wie al eens in de Engelse countryside een gesprekje heeft gehad met een doorsnee-Brit over Europa, merkt hoe onwetend die vaak is over wat het EU-lidmaatschap inhoudt. Tekenend is deze passage over het geplande referendum die in mei vorig jaar in de Financial Times verscheen. ‘Uit onderzoek blijkt dat sommige mensen niet eens weten dat het VK lid is van de EU’, merkte de Britse zakenkrant op. ‘Dat zorgt voor het risico dat ze de vraag of het land dat ook moet blijven verkeerd begrijpen.’

Het is niet zo moeilijk om te begrijpen waarom zoveel Continentaal-Europanen hun buik vol hebben van de Britten. Het zijn koekoekskinderen in een familie die hen niet bijzonder graag ziet. En omgekeerd. De uitspraak van Boris Johnson dat brexit gelijk staat aan ontsnappen uit een gevangenis is nog een van de vriendelijkste bewoordingen (de leider van het exit-kamp vergeleek de EU ook met Hitler).

Toch zou het een slechte zaak zijn, mochten ze aan de andere kant van het Kanaal de deur van de EU achter zich dicht trekken. Dat zou enorme gevolgen hebben, niet het minst voor het VK zelf. Ja, de Britten zouden jaarlijks 8,5 miljard pond (11,2 miljard euro) uitsparen omdat het land een netto-bijdrager is aan de Europese begroting. Maar het totaalplaatje is complexer dan dat.

Als het VK net als Noorwegen deel wil uitmaken van de Europese Economische Ruimte, dan zal het daar een stevige potje over moeten onderhandelen met zijn voormalige celgenoten (of cipiers, het is maar hoe je het bekijkt), wat onzekerheid en dus ook kosten met zich meebrengt. Bovendien zal het land nog altijd dezelfde regels moeten volgen als voorheen om toegang te hebben tot de Europese markt – waar vandaag bijna de helft van zijn export naar toe gaat – maar dan zonder daar zelf inspraak in te hebben. De Britse exportpositie zou daarnaast ook lijden onder de noodzaak om bilaterale akkoorden af te sluiten die minder gunstig zijn dan onder de Europese, multilaterale paraplu.

Vanwaar toch die animositeit tegenover de EU? In essentie voelen de Britten zich bedrogen. Dit Europees project is ons in de jaren 70 verkocht als een toegangsticketje tot de eengemaakte markt, klaagde de populaire tabloid Daily Mail in 2013 naar aanleiding van de veertigste verjaardag van het Britse lidmaatschap. Wat daarna volgde, vat zowat alle ergernissen samen. ‘We wisten toen niet waar we aan begonnen. We hebben dat zogenaamd gezellige clubje stap voor stap zien veranderen in een opgezwollen bureaucratisch rijk dat zijn verstikkende regels oplegt aan alle lidstaten. Het heeft zich in de diepste crisis uit zijn geschiedenis gestort met zijn roekeloze droom om alle landen van Europa in de dwangbuis van de euro te duwen. Al veertig jaar lang zijn de Britten een ongelukkig lid van deze club. [We] kijken met angstige verbijstering naar dat opgezwollen politieke monster.’

Goed, dat mag andere Europeanen als miezerig gezaag in de oren klinken, maar waarom zouden ze er toch om moeten geven? Waarom is het zo belangrijk dat de Britten aan boord blijven? Over de mogelijke gevolgen van een brexit zijn al heel wat analyses geschreven, maar vreemd genoeg geldt dat niet voor wat het betekent voor de ‘EU zonder het VK’. Nochtans is ook dat een economisch verhaal dat drijft op politiek.

Europa heeft de Britten broodnodig. De kracht van de Europese integratie ligt op het economische vlak, en net dat is waar het VK op doorduwt. Waar de Fransen een natuurlijke neiging tot interventionisme en protectionisme hebben, ijveren de Britten steevast voor deregulering en liberalisering.

Het VK was bijvoorbeeld samen met Ierland en Zweden het enige land dat zijn arbeidsmarkt in 2004 meteen openzette voor de ingezetenen van de tien nieuwe lidstaten. Onder meer Frankrijk, Duitsland en België hielden daarvoor de deuren dicht tot dat vanaf 1 januari 2014 echt niet meer mocht.

De Britten hebben daarnaast bijzonder terechte bekommernissen die minder vocaal ook in andere lidstaten spelen. Een voorbeeld daarvan is het gehamer op de overdreven regulering en betutteling binnen de EU. Er zijn niet minder dan twintigduizend afzonderlijke richtlijnen, en nog eens meer dan tienduizend uitspraken van het Europees Hof van Justitie die eveneens rechtswaarde hebben. Alle Europese wetten samen beslaan meer dan honderdduizend bladzijden. Dat het allemaal te veel is doorgeschoten, heeft ondertussen ook de Europese Commissie erkend, waar ondervoorzitter Frans Timmermans de opdracht heeft gekregen om de regeldrift vanuit Brussel te beteugelen. Voorlopig met weinig succes.

De EU zou bij een brexit ook zijn rechtstreekse toegang verliezen tot het grootste financiële centrum ter wereld, de Londense City. Dat kan nadelige gevolgen hebben voor de financiering van bedrijven en overheden.

Natuurlijk zijn er problemen met de Britten, dat zal niemand ontkennen. Maar er zijn ook problemen met de Grieken, de Spanjaarden, de Portugezen,… Als de Europese Commissie en de leiders van de lidstaten er niet in slagen om hun burgers diets te maken dat de EU een meerwaarde is ondanks al die problemen, dan moeten ze niet schrikken als er burgers zeggen ‘van die boer geen eieren meer’.

Erkennen dat er redenen zijn dat de Britten hun buik vol hebben van Europa, of die argumenten nu steek houden of niet, is pas het begin. Daarna moeten die drogredenen ontkracht worden en de terechte bekommernissen ernstig behandeld. Sommigen zullen zeggen dat de EU zich daarmee te grabbel gooit aan populisme, anderen dat ze een debat aangaat met zijn burgers over welk Europa die nou eigenlijk willen. Die eersten hebben een punt, maar het zijn de laatsten die gelijk hebben.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s